“HET OUDSTE KERKJE VAN HEERHUGOWAARD …” “HET OUDSTE KERKJE VAN HEERHUGOWAARD …”
Ook in de 19e eeuw is er zo’n hang naar het verleden geweest. In een dergelijke periode is door Pieter Ruiter uit Winkel in de 2e helft van deze eeuw deze kerk gebouwd. Het ontwerp is van de architecten J. de Haan en H.G. Gallay uit Amsterdam. Dezelfde Pieter Ruiter is ook de bouwer van de in 1964 gesloopte oude Dionysuskerk in HHW.

Beide kerken staan qua type te boek als een “Waterstaatskerk”. Om ontwerpkosten te sparen bouwt men in die tijd dit soort kerken volgens één bepaalde grondtekening – al of niet met kleine variaties. De stevigheid van het gebouw hangt dan verder meestal af van de gebruikte materialen.
[Volgens de volksmond in HHW: “De Roomse Kerk is een koe met Kalfsribben en de Protestantse Kerk is een kalf met Koeribben”. Dit is mede één van de oorzaken dat de R.K. Kerk na verloop van tijd rijp wordt voor de sloop. Vanaf dat moment is de N.H. Kerk aan de Middenweg “Het oudste kerkje.”]
 
Men ziet aan de bouwstijl dat er is teruggegrepen op de “classicistische” periode (1775-1840). In Nederland combineert men de interesse voor de bouwkunst van de Grieken en de Romeinen met een invulling van een eigen 17e-eeuws classicisme. Men kan de samenvoeging van beide stijlen herkennen aan o.a. de combinatie van de pilastergevel (typisch Hollands 17e-eeuws classicisme) met de rondboogvensters (typisch oud Romeinse bouwkunst én 18e-19e-eeuws  neoclassicisme).
 
Naast de elementen uit andere bouwperioden kan men duidelijk als hoofdvorm de Romaanse bouwstijl onderscheiden. Deze bouwkunst werd tussen 1000 – 1250 veel toegepast. Enkele, in het oog springende, kenmerken hiervan zijn: ronde bogen, het vierkant als grondvorm, het tongewelf met hoofdbeuk en zijbeuken.
 
De gevelramen zijn uitgevoerd in gietijzer, een materiaal dat in die tijd opgang maakte.
Het gevelmetselwerk bestaat voornamelijk uit rode steen met daarin als versierend element de accentuerende gele stenen. Opvallend hierin zijn de gootlijsten, uitgevoerd in een overhoekse “muizentand”. Een laag bakstenen wordt hierbij schuin gelegd – “overhoeks” geplaatst. Van bovenaf gezien vormen de stenen zo een rij gelijkbenige driehoekjes.
 


[Dit versierend element heeft men ook bij de bouw van de nieuwe Brink toegepast.]
 
Helaas heeft men vanwege lekkage de opbouw van de oorspronkelijke toren, uitgevoerd met kantelen, later vervangen door de huidige vorm ervan. Wel prijkt er sinds 11 december 2012 een, door Janjo de Jong gerestaureerde, vergulde haan op de torenspits.
 
 De  Luidklok  in  de  Toren:
 


{ Item Geschiedenis: Lees ook de periode 1866 … en de periode 1940 – 1960 }
 
In de toren hangt de door Jacobus Bergen uit Midwolde gegoten klok. Deze vervangt de beroemde Hemony Luidklok uit 1655. [De gebroeders François en Pieter Hemony uit Zutphen staan bekend als de belangrijkste 17e-eeuwse Nederlandse klokkengieters. Hun 51 gegoten carillons, waarvan er nu nog 29 over zijn, onderscheiden zich door hun zuivere tonen. Zij hebben ook de, door Artus Quellien ontworpen, beelden van het paleis op de dam gegoten.] Deze klok is mede zo bijzonder vanwege het feit dat zij versierd is met de zegels + namen van de magistraats-personen.
Logisch dat de 20e-eeuwse Culemborgse vroede vaderen, weer in het bezit van enig cultuur-historisch besef, de klok graag terug willen hebben. Ook al omdat zij sinds de Jaren 30 bezig zijn om het beroemde carillon in de St. Barbarakerk opnieuw in oude luister te herstellen.
 
In 1946 is het dan zover: de 571 kg. wegende klok gaat terug naar Culemborg. Afgesproken is dat de gemeente Culemborg zal zorgen voor een nieuwe, gelijkwaardige, klok. Deze, in 1949, geplaatste nieuwe klok heeft als randschrift:
“Uw klok na Duitse roof gelukkig teruggevonden
mag weer in Culemborg Gods werk verkondigen
en schenkt weer met dankbaarheid een nieuwe klok weer.
Dies brengt Heerhugowaard deez stad uw welverdiende eer
Gegoten door Jacobus Van bergen te Midwolde.”
 
Dat het na 1943 ruim 6 jaar duurt voordat de kerktoren weer van een (nieuwe) klok wordt voorzien heeft natuurlijk een oorzaak. Na 5 bezettingsjaren ligt het land er grotendeels berooid en in puin bij.
Men komt van alles te kort en dan denkt zelfs het christelijke Nederland niet in de eerste plaats aan het opnieuw plaatsen of vervangen van de eertijds gestolen luidklokken in kerktorens. Ervan uitgaande dat die nog overeind staan. Men heeft wel andere, meestal dringender, zaken op te lossen. Toch is het, achteraf gezien, in betrekkelijk korte tijd toch nog in vele gemeenten voor elkaar gekomen. Dat is zeer zeker te danken aan de niet aflatende “bestorming” van meelevende, enthousiaste kerkleden van allerlei signatuur.
 
Een voorbeeld hiervan is o.a. de brief van de heer Geusebroek, voorzitter van de N.H. Kerkeraad in HHW, op 3 mei 1946 aan de Heer Dr. J. Kalf, Hoofdinspecteur van de Kunstbescherming te ’s-Gravenhage. In deze 3 pagina’s lange brief roept hij de Hoofdinspecteur in een treffend pleidooi op om medewerking te verlenen voor het z.s.m. mogen aanschaffen van een nieuwe klok.
 
Ter illustratie een verkorte versie van deze brief:
 
De Klok.                                  Zeer Geachte Dr. Kalf.
 
“Je hewwe peerde en je hewwe pèèrde.”
 
Dit laatste woord op een iets bijzondere manier, op z’n Westfries geaccentueerd. Met die uitdrukking zou ik bijna in één zin alles kunnen zeggen wat er te zeggen valt van de vroegere klok van onze hervormde kerk. Ik vermoed dat u die zin begrijpen zult. Als ik hem nader moest definiëren, zou ik dat zo doen.
Van die eerste peerde zijn er twaalf in een dozijn. Dieren met de gewone kwaliteiten, die men in het genus paard kent of toeschrijft. Maar dan plots is er één ander paard. Zo op het uiterlijk niet direct van al die andere paarden te onderscheiden. Een heel gewoon paard. Doch dan ……Op een gegeven moment ontwaart men dat dit paard nog iets heeft dat het van zijn soortgenoten onderscheidt. Iets bijzonders, iets speciaals.
                                                           ---------------
Er zijn boeren die een “bar moedig beissie hewwe”. Zomaar een doodgewoon paard op ’t eerste gezicht, doch een dier dat zijn baas nooit in de steek laat. Dat maar doorgaat, de ganse dag door. Dat er liever bij neervalt dan ’t op te geven. De moeheid komt je uit zijn gehele wezen tegen. “Je zouwe zegge: “Hoi kin niet meer.” Maar toch … het dier schijnt aan te voelen dat zijn baas de akker nog  graag vandaag “om” heeft. Het geeft te kennen dat het voort wil. Voort wil het, moet het … al zou het er dan ook bij neerrollen.
En als de boer dan ook maar een beetje mens is, gaat hij van zo’n paard houden. Er gaat zich een band vormen tussen mens en dier. Iemand die daar niet van weet, kan misschien moeilijk begrijpen dat de boer er niet toe komen kan een bepaald dier “weg” te doen omdat het oud en afgeleefd begint te worden.
“’t was in z’n toid een moedig beissie, een bar moedig beissie”.
                                                           --------------
Van dat paard spring ik weer op de klok. Kunst is er niet veel in onze gemeente. Zo in verloren ogenblikken ben ik meermalen naar boven geklommen; zo in m’n eentje de klok eens te bekijken. Er zat lijn in en vorm. En de klank was welluidend. “Je hewwe klokke en je hewwe klòkke,” zal er in een of andere vergadering van onze kerkvoogdij nog wel eens worden gezegd, vermoed ik.
Toen bij de vordering ook de klokken van de H. Dionysius parochie aan de voet van de toren stonden, toen drong het pas goed tot je door dat er klokken waren en “klokken”. Je vroeg jezelf af: Wáár zit ‘m nu eigenlijk precies het verschil? In de klok van onze kerk zat iets van dat wondere, dat ik ook in dat éne paard geliefde te ontwaren. Er zat een stuk ziel in, dat met je eigen ziel meetrilt ….
En je begon van die klok te houden. En je ziel kwam in opstand dat dat verloren zou gaan. Dat het tot een stuk moordwerktuig zou kunnen worden omgevormd.
                                                           --------------
“Onze klok” hangt thans weder in Culemborg. Het is een hard gelag geweest om ze enkele weken terug weer “auf niemals Wiedersehen” thans te zien weggehaald. Een goede oude bekende ongeschonden na de lange zwerftocht.
We ontvingen als kerkvoogdij een brief van U en de gemeente Culemborg. “Er wordt aan gewerkt,” kunnen we zeggen als er in het college iemand naar de klok vraagt. Ik denk dat het wel heel veel zal kosten als men de “spijs” gelijkwaardig wil maken aan die waaruit de oude klok vervaardigd was. Misschien is er in ons land een klokkengieter, die de kunst verstaat om iets van zijn levende ziel te gieten in het voorwerp dat hij voortbrengt.
                                                           -------------  
En dan nog iets wat de klok betreft. Toen onze oude koster stierf, was de klok “weg”. Ik kon het heel goed met de oude baas vinden al was hij een zeer bijzonder mens en wat de Westfriezen noemen “stoif op ’t bokkige of”.
“Nou is ’t wat Geusebroek, nouw hew ik zoveul maal die klok luidt en as nouw Ouwe Slinger mûrgen of overmûrgen begraven worre moet, zel ’t stil weze”.
Ik heb hem toen beloofd dat de eerste keer de beste, dat er weer een klok in de toren zou luiden, er een half uur bovenop zou komen ter zijner nagedachtenis.
“Den is ’t goed Geusebroek. ‘k Heb zelf zo lange jare an dat touw trokken en op ’t lest gaan je van zô’n  klok houwe”.
Daar heb je het weer: “Op het laatst ga je van zo’n klok houden”. De boer met zijn paard, de koster met zijn klok. Onzichtbare banden die mens met mens, mens met dier en zelfs mens met “ding”verbinden.
En nu zou ik de wens willen uitspreken, dat wat de nieuwe klok betreft, de koster als hij in zijn graf zou kunnen horen en spreken, ook weer de woorden zou kunnen spreken: “want hoi heb zô’n foin geluid Geusebroek”.
                                                           -------------
Mag ik daarin Uw medewerking vragen, geachte Dr. Kalf. Hoogachtend Uwe  (get) Geusebroek
 
 
Het  Interieur: 

Het kerkgebouw is een typische “Hallenkerk”. Het bestaat uit een Hoofdbeuk (een langgerekte ruimte tussen 2 rijen kolommen/pilaren) met aan 2 zijden een Zijbeuk. Dit is een ruimte die evenwijdig loopt met het Middenschip = Hoofdbeuk. Andere kenmerken zijn de Rondbogen en het Tongewelf.
 


Vóór in de kerk, onder de overkapping van het orgel, zitten 2 gevelstenen in de muur. De steen, bij binnenkomst aan de rechterzijde, vermeldt de datum van de eerste steenlegging en door wie. De steen aan de linkerzijde vermeldt de namen van de leden van het toenmalige kerkbestuur.
 
Aan verandering van het interieur valt - hoe zeer men ook aan oude, vertrouwde zaken gehecht is - nu eenmaal niet  te ontkomen. Al is het enkel en alleen maar omdat de tand des tijds aan materiële zaken knaagt en men nu eenmaal dingen moet vervangen. Reeds genoemd zijn de vervanging van de (bijna) eeuwoude banken door stoelen en de houten vloer door rode tegeltjes + de plaatsing van een c.v.-installatie i.p.v. de 2 oude kachels.
 
In deze periode van verandering maakt ook de preekstoel achter in het middenschip plaats voor een (preek)lessenaar in het midden van de kerk achter de centraal gesitueerde avondmaalstafel. Dit wordt mede mogelijk doordat de opstelling van de stoelen anders is dan die van de oude banken. Letterlijk en figuurlijk wordt nu getoond dat in een Protestantse eredienst de preek centraal staat!
 
In het voorportaal hangt een kroon welke is gemaakt van de 3 oorspronkelijke kaarsenkronen in de kerk. Het middenschip wordt vanaf 1975 opgesierd door 3 kaarsenkronen, in bruikleen gekregen van de Hervormde Gemeente uit Grootebroek – nu Stedebroec. Na de restauratie van de Hervormde Kerk aldaar worden zij in 2001 teruggeven.
 
Ter vervanging hiervan komen er in 2002 vier 12-arms messing kaarsenkronen – Model Canneman klein speciaal - vervaardigd door de Oud Hollandse Kopergieterij Brink & van Keulen B.V. te Haarlem. [Bij de installatie hiervan noemde men ze als vergelijking  “de vier evangelisten”, met de wens dat ook zij de gemeenteleden bij Woord en Schrift zouden bijlichten.]
 


De 6 wandlampjes in de kerk dateren uit 1800, verdeeld per 2 stuks. Twee boven naast het orgel, twee aan de muur achter in de kerk bij het grote raam en twee aan de muur vóór bij de ingang van het middenschip.
 
Sinds de oprichting van de PKN hangen, gezien vanuit de hoofdingang, in de zijbeuk aan de rechterkant 3 lijsten met de namen van de Ned. Hervormde + Gereformeerde predikanten gebroederlijk naast elkaar.
In de zijbeuk aan de linkerkant hangen ter versiering de nu, sinds het Nieuwe Liedboek, overbodige geworden mooie aankondigingsborden van psalmen en gezangen.
 
 
 Het  Orgel:

 
In vergelijking met de Rooms-Katholieke Godshuizen zijn de Protestantse kerken gewoonlijk nog al sober qua inrichting en versiering. Misschien dat mede daardoor het karmijnrode Flaes-orgel uit 1873 direct opvalt bij binnenkomst in deze kerk. [Pieter Flaes was indertijd een orgelspecialist uit Amsterdam] Toch is dit niet het oorspronkelijke orgel.
 
Dit is, volgens de overlevering, het Van Dam orgel uit Arnhem met slechts één klavier en een allegaartje van pijpen. Helaas wordt het door brand verwoest en dan wil men toch graag een echt orgel in de kerk. In 1915 is het dan zover; de Dordtse orgelfirma M. Spiering levert een klein pneumatisch orgel voor ƒ. 255,00. Het heeft één klavier met slechts 4 achtvoets registers en geen pedaal. Wel zijn er 3 vrije plaatsen.
  


In 1972 is dit orgel dermate krakkemikkig en onbespeelbaar geworden dat het hoognodig moet worden vervangen. Het is aangevreten door de wormen en wordt met meters plakband bij elkaar gehouden. Tijdens een dienst geeft het orgel plots de pijp aan maarten en is er geen geluid meer uit  te krijgen – het “kan geen keel meer opzetten”.
 
Weer komt het toeval? te hulp. In de Hervormde Kerk te Lutjebroek, die op de nominatie staat gesloopt te worden, staat een origineel Flaes-orgel uit 1873 te koop. Samen met Klaas Bold, hoofdorganist van de Bavokerk te Haarlem, gaat organist Maarten Verbeek poolshoogte nemen en advies inwinnen over de staat van het orgel. De berichten zijn dermate gunstig dat organist en kerkvoogdij weinig bedenktijd nodig hebben om tot koop over te gaan.
 
Geld is er weinig, maar enthousiasme des te meer – en dat vergoedt veel! Een aantal eigen vakmensen gaat aan de slag om voor dit grotere én zwaardere orgel de plek in de kerk  “orgelfähig” te maken. Onder de deskundige leiding van de organist wordt de opbouw gerealiseerd en men krijgt het orgel zowaar “aan de praat”.
 
Het orgel wordt, met enkele aanpassingen, op dezelfde manier geplaatst als in Lutjebroek. De speeltafel is, gezien vanuit de kerk, aan de rechterkant. Zo heeft de organist tijdens de dienst een goed zichtcontact met de voorganger. De geringe omvang van de speeltafel kan wellicht worden verklaard doordat het orgel te Lutjebroek in de beperkte ruimte van een nis was gesitueerd.
De oorspronkelijke groene kleur wordt in overeenstemming gebracht met de rode kleur van de bovengalerij.
 
Helaas wordt in 1984 het orgel, tijdens reparatiewerkzaamheden aan de toren, ernstig beschadigd. De firma Scheuerman & Zn neemt de restauratie – en later ook het onderhoud - van het orgel vakkundig ter hand. Men beknibbelt op de prijs en daardoor worden de werkzaamheden over een langere tijd uitgesmeerd. Gelukkig wordt veel werk weer, zoals gewoonlijk, door de eigen kerkleden verricht. De demontage + schoonmaak zorgen voor veel zweetdruppels. De opbouw van het orgel geschiedt onder de deskundige leiding van de orgelbouwer met assistentie van de beide organisten.
 
Het enthousiasme van de groep noeste werkers heeft voor Henk Scheuerman, de zoon van de orgelbouwer, zo aanstekelijk gewerkt dat hij op eigen initiatief elk jaar – tot aan zijn overlijden in 2014 – terugkomt om het orgel te stemmen en te onderhouden.
Naast de restauratie ervan worden er ook nog een aantal stemmen aan het instrument toegevoegd.
Zodoende krijgt het orgel een optimale klankkleur o de liederen uit het Nieuwe Liedboek te begeleiden. Het orgel had oorspronkelijk 8 registers, verdeeld over 2 klavieren en één aangehangen pedaal. Het wordt nu uitgebreid met een Sesquialter, geplaatst op een kantsleep op het nevenklavier, en een vrije pedaal met 3 registers. De Mixtuur wordt aangevuld met een e-discant. [Het nieuwe pijpwerk voor de Mixtuur en Sesquialter komt uit het voormalige orgel van de Heilig Hartkerk in HHW-Noord]
 
Bovenop de orgelkast staan een aantal instrumenten, welke worden genoemd in Psalm 150:2; namelijk bazuin, harp, fluit, tamboerijn, citer en cimbaal.
 
Op 1 september 1985 is het orgel speelklaar. Alles is schoongemaakt, opgepoetst en – waar nodig – voorzien van nieuw bladgoud. Ook de, na de uitbreiding van het orgel, ongeveer 900 orgelpijpen zitten weer keurig gegroepeerd op hun plaats.
 
Zo komt HHW in het bezit van een karakteristieke representant van 19e-eeuwse orgelbouw in Noord-Holland en vormen nu kerk en orgel een passend geheel! 
 



De  Restauratie: 

In het bijna 100-jarig bestaan van de kerk heeft men, vanwege chronisch geldgebrek, steeds enkel de allernoodzakelijkste herstelwerkzaamheden kunnen uitvoeren. Ieder begrijpt dat zich dat op den duur gaat wreken. In de Zestiger Jaren van de vorige eeuw is het kerkgebouw in een dusdanige slechte staat dat alleen een complete restauratie het behoud ervan kan garanderen. Daarom besluit men om de restauratie zowel van binnen als van buiten rigoureuzer aan te pakken:
 


{ Item Geschiedenis: Lees ook de periode 1960 – 1980 en de periode 1980 – 2000 }
 
Restauratie Interieur:

 
1e.      De houten banken worden vervangen door Oud Hollandse stoelen.
          ( In totaal 300 zitplaatsen – middenschip + galerij)
2e       De houten vloer wordt vervangen door vierkante rode tegeltjes.
3e.      De 2 kachels in de kerk maken plaats voor een c.v.-installatie.
4e.      De preekstoel, welke aan de gevel onder het hoge raam stond, wordt verwijderd.
5e.      Er komt een ringleiding voor gehoorgestoorden.
 
6e.      Van alle muren worden oude kalklagen verwijderd en vierkante meters opnieuw gestukadoord.
7e.      De muren en het gewelfd worden gesausd.
8e.      Het houtwerk wordt opnieuw geschilderd.        
 
Restauratie Exterieur:
 
1e.      Het voegwerk van de gevel wordt vernieuwd.
2e.      Het vervangen van stukken muur.
3e.      Het ontroesten, conserveren en afkitten van de gietijzeren raampartijen.
4e.      Het vervangen van de goten.
5e.      Het dakhout van de zijbeuken wordt vernieuwd
6e.      De zijbeuken worden voorzien van nieuwe leien.
7e.      De steunbalken in de toren worden vernieuwd.
8e.      Het uurwerk, de wijzerplaten en de weerhaan worden grondig opgeknapt.
9e.      De steunberen worden deels gesloopt en opnieuw opgebouwd.
10e.    De bestrating wordt vernieuwd.
11e.    Het damhek, in bruikleen beschikbaar gesteld door de Firma Dirkmaat, wordt opgeknapt en geplaatst.
 

 
Op 5 april 1985 is de algehele restauratie van kerkgebouw + orgel voltooid.
Tijdens een feestelijke bijeenkomst op 6 september wordt een aantal mensen in het welverdiende
zonnetje gezet en uitvoerig bedankt voor het vele werk dat zij hebben verricht.
Nog niet alle steigers zijn dan weggehaald en daardoor klinken de woorden van de predikant in meer dan één opzicht symbolisch: “Een kerk hoort altijd in de steigers te staan, want het werk is nooit af!”
terug